Dit zijn de onderwijzers van morgen

Gepubliceerd: 23 april 2005 16:11 | Gewijzigd: 22 augustus 2008 18:16

Door onze redacteur Mark Duursma

Rotterdam, 23 april. `De spellingchecker van de computer haalt de fouten er wel uit, denken ze’ `Ze beheersen nauwelijks de stof van groep acht’ `Lesstof moet worden geprint van internet’ Maar… Werkgelegenheid is geen probleem.

De opleiding tot onderwijzer ligt onder vuur. Het niveau zou te laag zijn en de afgezwaaide studenten niet berekend op hun taak. Een paar dagen pabo: Hoe juffen en meesters `weten’ vervangen door `kunnen’.

Arme ouders. Ze dachten dat hun kind een opleiding volgde aan de pabo, de pedagogische academie voor het basisonderwijs. Hun kind, meestal hun dochter, wordt onderwijzer. Daarom zijn ze naar deze ouderavond gekomen, op een doordeweekse avond in het nieuwe gebouw van Hogeschool InHolland aan de Haagse Theresiastraat. Zo’n honderd ouders hebben zich verzameld in het auditorium en luisteren naar de toespraak van opleidingsmanager Paul Jochemsz. Hun verbazing is bijna voelbaar.

Op het startscherm van de computerpresentatie heet de opleiding geen pabo. Hun kind studeert aan de `School of Education’ en volgt het kersverse MaMi-programma. Na een gemeenschappelijke major volgen de studenten een specialisatieminor en een differentiatieminor, legt Jochemsz uit. Vlot gaat hij voort, over competentieprofiel, indicatorentoetsing en portfolio-assessment. Het moet de ouders duizelen. De laatste mededeling is geruststellend: ,,Werkgelegenheid is voor uw kind geen probleem.”

Dat is ook niet de grootste zorg van de ouders, blijkt na afloop. Het mysterieuze Nederengels waarvan de opleiding is vergeven, is dat evenmin. Waar ze zich boos over maken, zijn de hoge kosten. Al die boeken die hun kinderen moesten aanschaffen, en die ze vervolgens helemaal niet gebruiken. Lesstof moet worden geprint van internet, en dat kost kapitalen aan inkt. Maar het ergste is toch wel dat hun kinderen haast nooit les hebben. Uurtje hier, uurtje daar, en dan komen ze weer naar huis. Wat is dat voor een opleiding?

De pabo ligt al jaren onder vuur. Het slechte imago is er al jaren. Een `knip- en plakacademie’ zou het zijn, waar studenten wel leren knutselen en zingen maar niet leren rekenen en spellen. Waar jongens wegblijven omdat ze het te kinderachtig vinden. Iedereen met een kind op de basisschool waant zich deskundig genoeg om dat oordeel te vellen. Met de toename van het aantal hoger opgeleide ouders daalde het aanzien van de onderwijzer. De buitenwacht ziet de beperkingen van opleiding en afgestudeerden. Kijk maar naar de spelfouten in dat briefje van die veel te jonge juf.

Kritiek is er ook uit professionele hoek. Begin dit jaar kregen 18 van de 39 pabo’s een waarschuwing van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), de instantie die de kwaliteit van het hoger onderwijs bewaakt. Voor 1 januari 2006 moeten ze op een aantal punten verbeteringen hebben doorgevoerd. Het lesprogramma vertoont te weinig samenhang, de toetsing is ondoorzichtig, de `kwaliteitszorg’ en de `wetenschappelijke oriëntatie’ zijn onvoldoende. De kwaliteit van de pabo’s schiet tekort, zei inspecteur-generaal van het onderwijs Kervezee eergisteren nog in de Volkskrant.

Intussen is de pabo ook nog bezig zichzelf opnieuw uit te vinden. De grote vernieuwingsbeweging in het basis- en voortgezet onderwijs, de transformatie van het aanleren van kennis naar het aanleren van vaardigheden, maakt dat noodzakelijk. Studenten moeten worden voorbereid op het nieuwe onderwijs, en de opleiding moet tegelijk het eigen onderwijs omgooien. Dat vergt veel. Ook op de pabo geen klassikale kennisoverdracht meer, maar zelfstandig werkende studenten die in hun individuele of groepsopdrachten worden begeleid door docenten.

Kritiek en verandering. Reden genoeg om een paar dagen rond te lopen op de pabo Den Haag van Hogeschool InHolland en te praten met studenten, docenten en managers. De keuze voor deze pabo is vrij willekeurig, anderen durfden een rondlopende journalist niet aan. In enquêtes onder studenten en docenten scoort de Haagse pabo laag, in onderzoek van deskundigen juist hoog. De vraag: steken de studenten van de pabo nog iets op over het voltooid deelwoord en de Middeleeuwen, of hebben ze het te druk met het opstellen van hun Persoonlijke Ontwikkelingsplan? Wat leren de onderwijzers van morgen?

Taal en rekenen

,,Moest je dat leren?”

,,Ladies, ladies!”

Vijftien meiden zitten op de voorste rijen in het auditorium niet heel erg op te letten. Radha Gangaram Panday, docent Nederlands, laat zich niet afleiden. Op het computerscherm laat zij de groep tweedejaars zien waar de relevante tentamenstof staat op de interne website. Ze wijst erop dat je ook met jonge kinderen aan `taalbeschouwing’ kunt doen, bijvoorbeeld door met hen over uitdrukkingen te praten. Ze vraagt naar ervaringen van de studenten met taallessen op hun stagescholen. Aan studerend lezen, de derde fase na technisch lezen en begrijpend lezen, blijkt niemand toe te komen.

Gangaram Panday, afgestudeerd taalwetenschapper, is ,,een beetje somber” over het taalniveau van haar studenten. Het grootste probleem is interpunctie. ,,Daar hebben ze geen benul van. Dat komt door het chatten en sms’en, ze tikken achter elkaar door, letten nergens op.” Leren spellen vinden de studenten niet belangrijk. ,,Ze denken dat ze met de spellingchecker van de computer alle fouten eruit halen, maar dat is natuurlijk niet zo.”

Nederlands is een struikelblok op de pabo. Zestig tot zeventig procent van de eerstejaars aan de pabo’s van InHolland zakt voor de `instaptoets’, aan het begin van het jaar. Studenten mogen beide onderdelen van het vak, spelling en grammatica, daarna nog twee keer overdoen. Met de kanttekening dat ze aan het einde van het eerste jaar minimaal een vijf moeten halen, en aan het einde van het tweede jaar een 5,5. Best lastig, zeggen studenten. Ook al gaat het om elementaire spelling, in de bovenbouw van de havo hebben ze dat niet meer gehad. In 2003-2004 moesten 35 van de 190 eerstejaars – voltijd en deeltijd – de opleiding verlaten omdat ze de tentamens taal en rekenen niet hadden gehaald.

En dan is de norm in Den Haag nog hoger dan het landelijk gemiddelde, zegt Ron Kooren, directeur van de School of Education. Op andere pabo’s mogen studenten er hun hele vierjarige opleiding over doen om hun tentamen Nederlands te halen. Kooren is verantwoordelijk voor de vier zuidelijke pabo’s van InHolland: Rotterdam, Den Haag, Dordrecht en Oegstgeest. In Alkmaar en Haarlem heeft InHolland, de grootste onderwijsinstelling van Nederland, ook nog twee pabo’s. De Haagse pabo had dit schooljaar 180 eerstejaars voor de voltijdopleiding, en is daarmee een van de grotere pabo’s van Nederland. Anders dan de concurrent van de openbare Haagse Hogeschool is de `open christelijke’ InHolland-vestiging vrijwel volledig wit.

Kooren: ,,Bij binnenkomst zouden studenten kennis op het niveau acht plus moeten hebben, boven groep acht van de basisschool. In de praktijk beheersen de leerlingen stof van groep acht onvoldoende. Dat is een pijnlijke constatering. Ik vind het te makkelijk en te vroeg om het Studiehuis, de vernieuwing in bovenbouw van havo en vwo, daarvan de schuld te geven. Daar is nog geen onderzoek naar gedaan.” Het niveau van de aspirant-onderwijzers laat te wensen over, constateerde ook de Onderwijsraad begin dit jaar. Voor de pabo gelden geen toegangseisen, anders dan een diploma havo, vwo, of mbo op niveau 4. Het aantal mbo’ers is sterk toegenomen. In 1992 kwam 65 procent van de eerstejaars van de havo, in 2002 nog maar 43 procent. Dat heeft de opleiding verzwakt, vinden docenten. Ze zijn blij dat mbo-3 leerlingen sinds 1 januari niet meer binnenkomen, een maatregel uit 2001 ter bestrijding van het lerarentekort. Geschiedenisdocent Tom Glasbeek: ,,Die wisten echt niets.”

Maar ook de havo- en vwo-leerlingen hebben vaak te weinig kennis. Het zijn vooral de scholieren met lichte eindexamenprofielen en matige cijfers die naar de pabo gaan. De verenigde hogescholen deden vorige week een dringend beroep op minister Van der Hoeven van Onderwijs om ten minste wiskunde verplicht te stellen.

Volgens veel betrokkenen is selectie aan de poort de beste manier om de kwaliteit van de pabo’s te verhogen. Maak er een academische opleiding van, suggereerde Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, na de alarmerende woorden van de NVAO in februari. Hubert Coonen, hoogleraar aan de Universiteit Twente en de Open Universiteit en sinds begin dit jaar voorzitter van een platform voor beroepen in het onderwijs, deelt dat pleidooi. ,,Ik zeg niet dat de pabo’s nu niet deugen, maar de kwaliteit van de opleiding moet omhoog. De eisen die nu aan een onderwijzer worden gesteld zijn hele andere dan twintig jaar geleden. Het basisonderwijs is mede door de toename van probleemleerlingen en taalachterstanden veel complexer geworden.”

Vet weinig les

Het zijn niet alleen de studenten die veranderen. Zelfstandig leren verovert het hoger beroepsonderwijs. De afgelopen twee jaar is op alle opleidingen van InHolland `competentiegericht onderwijs’ ingevoerd. Vrijwel alle hogescholen maken deze verandering door. De een doet het wat sneller dan de ander, maar ze gaan allemaal in de richting van zelfstudie en `competenties’. InHolland kwam afgelopen maand negatief in de publiciteit met ontevreden studenten en docenten. Ze klagen over slechte organisatie en een onveilige sfeer, maar vooral over het geringe aantal lesuren.

Dat laatste hoort nu eenmaal bij het nieuwe onderwijsconcept, zegt opleidingsmanager Paul Jochemsz. Hij wil de kritiek niet bagatelliseren, maar invoering van een nieuw soort onderwijs geeft nu eenmaal onrust en vergt tijd, zegt hij. ,,Oudere critici gaan uit van het het onderwijs dat ze zelf hebben genoten, toen bestond zelfstudie nog niet. Eerstejaars moeten er ook aan wennen, maar daarna vinden ze hun weg.” Directeur Ron Kooren: ,,Het aantal lesuren is gelijk aan zes jaar geleden. Het programma is alleen anders ingericht: minder les, meer begeleiding.” Studenten hebben gemiddeld twinig college’s van drie kwartier per week, naast een dag stage en een dag voor zelfstudie.

In het restaurant, waar een lcd-scherm aan de wand videoclips vertoont, bevestigen eerstejaars dat het met de begeleiding wel goed zit. Regelmatig spreken ze hun tutor of hun SLB’er, hun studieloopbaanbegeleider, over de voortgang. Het verschil tussen die twee kan niemand uitleggen. Meer lessen zijn welkom. Jantine Hoek: ,,We hebben vet weinig les, het lijkt meer op een LOI-cursus die je net zo goed thuis kunt doen.” Jacqueline Grevelink: ,,Terwijl we hier heel wat meer voor betalen.” De dag die is bedoeld voor zelfstudie gebruiken veel studenten voor een bijbaan.

Zelfstudie is een veelbesproken onderwerp, ook in de docentenkamer. Spontaan barsten de leraren los. Ze staan achter het onderwijsconcept, maar ook zij willen meer `contacturen’. Peter de Gruyter geeft aardrijkskunde en biologie. ,,We willen de studenten meer zien”, zegt hij. ,,Er zijn genoeg keuzecursussen en bijlessen, maar daar komen ze niet opdagen. Het aantal verplichte uren is gering.” ICT-docent Gert Mallegrom: ,,De eigen verantwoordelijkheid om zelf bijlessen te volgen werkt niet. Juist de vakken waar ze niet goed in zijn laten ze schieten.”

De vijf aanwezige docenten hebben het sterke vermoeden dat het schrappen van lesuren voortkomt uit bezuinigingen. ,,Een paar jaar geleden hadden we één docent op 22 studenten, nu is de verhouding een op 36.” Directeur Kooren ontkent dat sprake is van bezuinigingen op onderwijzend personeel. ,,De verhouding is nu gemiddeld één docent op 25 studenten. Begeleiding is juist duurder, zo’n een-op-een-relatie is veel intensiever.” Manager Jochemsz: ,,Docenten voelen zich aangetrokken tot studenten met vragen. Het is hun natuurlijke neiging onderwijs te willen geven, maar dat is niet altijd de beste optie.”

Speelgoeddieren

Wat kun je met kleuters allemaal doen rondom het thema circus? Je kunt ze een affiche laten maken, dan sla je drie vliegen in een klap. De tekening is een `beeldende activiteit’, de tekst valt onder lezen en schrijven en de data staan voor rekenen/wiskunde.

Docent pedagogiek Margreet Bos laat met foto’s vanaf de computer aan dertig enthousiaste eerstejaars zien hoe je ontwikkelingsgericht onderwijs kunt geven in de groepen 1, 2 en 3. Elke bezigheid is bedoeld om een bepaalde ontwikkeling bij de kleuters te stimuleren. Vouwen is passen en meten, dus rekenen/wiskunde. Speelgoeddieren op een rij zetten is dat ook, want ze worden per soort en kleur gerangschikt. De les van Bos sluit aan bij het thema dat de studenten dit kwartaal behandelen: `verrijken van de speelleeromgeving’.

Pedagogiek behoort met Nederlands en rekenen tot de `zware’ vakken. Ze worden door de studenten serieuzer genomen dan mens en maatschappij, beeldende vorming of logopedie, en er staan meer uren voor.

Toch gaat het niet in de eerste plaats om vakkennis op de nieuwe pabo. Competentiegericht onderwijs betekent dat studenten na vier jaar niet hoeven te beschikken over toetsbare kennis, maar over toetsbare vaardigheden. In Den Haag zijn het er vijf: pedagogische, vakinhoudelijke en organisatorische vaardigheden, kunnen samenwerken en over zichzelf kunnen nadenken. Opleidingsmanager Paul Jochemsz tegen de ouders: ,,Als ze bij ons klaar zijn, zijn ze startbekwaam. Daarna hebben ze nog veertig jaar om excellent te worden.” De moderne leraar blijft zijn leven lang leren, is het idee, ook over zichzelf.

Wat zelfreflectie in de praktijk betekent, laten een paar studenten zien op de gemeenschappelijke computers. Die zijn continu in gebruik, het gebouw is ook ’s avonds geopend. Iedere student houdt zijn eigen digitale dossier bij, met opdrachten en beoordelingen. Bij een voldoende kan de opdracht worden afgevinkt. Bij een onvoldoende moet de student zelf zijn leerdoelen formuleren en aangeven hoe en wanneer hij die denkt te gaan bereiken.

Studente Deborah SchRÖder: ,,Die communicatie per computer lijkt heel handig, maar het werkt niet goed omdat docenten pas heel laat reageren als je ze per mail iets vraagt. Tentamens worden te laat nagekeken. Omdat een docent ziek werd en zijn collega’s het nakijken niet wilden overnemen, hebben we een toets zelf moeten nakijken.” Toen InHolland-baas Jos Elbers eind vorig jaar in het interne blad zei dat docenten mail binnen 24 uur moeten beantwoorden, veroorzaakte dat veel onrust onder stafleden.

Net als de studieloopbaanbegeleiding is het persoonlijke dossier bedoeld om studenten zoveel mogelijk op maat te bedienen. Gevolg is dat ze een groot deel van hun tijd kwijt zijn met het plannen van hun individuele leerroute en het nadenken over hun sterke en zwakke kanten. Ze zijn niet zozeer bezig met het vergaren van kennis, maar met het scheppen van voorwaarden om kennis te vergaren. Hun zelfstandige leren gaat gepaard met een hele batterij regels, instrumenten en nieuwe taken voor docenten om die zelfstandigheid in goede banen te leiden. Ron Kooren somt de rollen op van de docent nieuwe stijl: domeindeskundige, studieloopbaanbegeleider, tutor, praktijkbegeleider, ontwikkelaar.

Ontdeklokaal

Tussen de fonkelnieuwe woningen van de vinexwijk Ypenburg, aan de rand van Den Haag, staat het skelet van een nieuw schoolgebouw. Begin 2006 opent RK basisschool De Bras haar deuren. Tot die tijd is de school met 120 leerlingen gevestigd in een noodgebouw, pal naast het skelet.

De Bras biedt `adaptief onderwijs’, een van de vele vormen van het Nieuwe Leren. Uitgangspunt is de `ontwikkelingsvraag’ van het kind. Van de website: ,,Het kind is regisseur van zijn eigen leerproces”. Er zijn geen klassen, toetsen of cijfers. Leerlingen bepalen zelf wat ze willen doen, maken met hun mentor om de twee weken een planning en houden zelf een portfolio bij met hun vorderingen. De website: ,,Wij vinden het leerproces belangrijker dan het product. Het gaat om het bemeesteren van vaardigheden en niet om de prestatie op zich.”

Zo’n uitgesproken onderwijsvorm vraagt stagiaires die stevig in hun schoenen staan, zegt docent Nederlands Peter van Duijvenboden, die twee stagiaires van InHolland bezoekt. Hun studieresultaten op de pabo moeten goed zijn, ze moeten bewust kiezen voor het Nieuwe Leren. Jessica Groen en Bianca Jansen zijn allebei enthousiast over het inspelen op de interesses van de kinderen. Bianca: ,,Mijn vorige stage was op een heel gestructureerde school. Daar moeten de kinderen in een rijtje door de gang lopen, dat vind ik nu zielig.”

Op De Bras lopen de kinderen door elkaar heen van het bouwlokaal naar het kook-, doe- en ontdeklokaal. Jessica: ,,Dat is wel moeilijk, je kunt niet iedereen in de gaten houden.” Voor Van Duijvenboden op zijn beurt is het moeilijk om de stagiaires te beoordelen: ze geven geen les, ze `houden een lokaal open’. Hij gaat af op hoe de meisjes omgaan met de kinderen, en hoe ze functioneren binnen het onderwijzersteam. Afgaande op de vrolijke stemming onder het groepje vrouwen tijdens hun dagelijkse `intervisie’ zit dat laatste wel goed.

In het hele land worden pabo-studenten zoveel mogelijk opgeleid op de basisscholen zelf. Alles draait immers om de praktijk, niet om de theorie. Op de eerste verdieping van het nieuwe pand van De Bras komt zelfs een dépendance van de hogeschool, een gezamenlijk initiatief van InHolland en De Bras. ,,We worden een opleidingsschool in plaats van een stageschool”, zegt Sietske de Spaey, directeur van De Bras. ,,Studenten kunnen dan permanent terecht bij hun docenten als ze een vraag hebben. Nu is de pabo nog onvoldoende vraaggestuurd. Stagiaires zitten ergens mee dat dan pas een jaar later aan bod komt.” Volgens De Spaey gaat de nadruk op `kunnen’ bij aspirant-onderwijzers niet ten koste van kennis. ,,Pabo’s zijn terecht heel streng als het gaat om taal en rekenen. De onderwijzer moet boven de lesstof staan.”

Ook hoogleraar Hubert Coonen vindt het weinig zinvol te denken in een tegenstelling tussen oud en nieuw onderwijs. ,,Dat zegt me niets. Leren gaat nu anders dan twintig jaar geleden. Dus moet ook de pabo veranderen. De leerling speelt een actievere rol, en daar moet je de leerkracht op in laten spelen. Niet door hem te reduceren tot begeleider, maar door hem op te waarderen tot ontwerper van het leerproces. Kennis blijft daarvoor een eerste vereiste.”

Maar kennisoverdracht is zeldzaam op de nieuwe pabo. Zo nu en dan kom je het nog tegen. In een geschiedenisles voor twintig tweedejaars behandelt docent Tom Glasbeek een aantal kernbegrippen van de industriële revolutie tot aan Paars, ontleend aan het boek `De Nederlandse geschiedenis in een notedop’. De studenten leren waar de schoolstrijd over ging en wat de verzuiling betekende. Ze leveren geen actieve bijdrage aan de les en het gaat niet over methoden om de kennis door te geven aan leerlingen op de basisschool. Een afwijkend college. Na afloop verontschuldigt Glasbeek zich voor de ouderwetse les.

De pabo duurt vier jaar en is de op drie na grootste hbo-opleiding. Er zijn dit jaar in totaal 35.631 pabo-studenten. De jongste lichting eerstejaars telde vorig jaar september 11.632 studenten.


Leave a Reply